verzitten
- ver·zit·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verzitten |
verzat |
verzeten |
klasse 5 | volledig |
verzitten
- ergatief anders gaan zitten
- Terwijl de specht, zich onbespied wanend, rondom de takken rende, als had hij lijm aan zijn poten, roffelde, insecten opspeurde, verzat, versprong en pneumatisch vibreerde, vuurde ik een stortvloed aan vragen op hem af, zoals: Wat moet je nou hier?[1].
- Andere vormen dan de infinitief in gaan verzitten worden weinig gebruikt.
- Het woord verzitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzitten" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2006
Dankwoord door Anton Valens - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be