verzanden
- ver·zan·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verzanden |
verzandde |
verzand |
zwak -d | volledig |
verzanden
- ergatief vollopen met zand, geleidelijk aan ondieper worden of opdrogen
- De gebouwen vervielen, de bronnen en vijvers verzandden.
- De vrees bestaat dat de vaargeul verder zal verzanden.
- ergatief geleidelijk aan vastlopen, zonder vooruitgang te kunnen boeken
- Na rust verzandde de wedstrijd in een tam geheel.
- Het woord verzanden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verzanden" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be