Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zan·den
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zand met het voorvoegsel ver-.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verzanden
verzandde
verzand
zwak -d volledig

Werkwoord

verzanden

  1. ergatief vollopen met zand, geleidelijk aan ondieper worden of opdrogen
    • De gebouwen vervielen, de bronnen en vijvers verzandden. 
    • De vrees bestaat dat de vaargeul verder zal verzanden. 
  2. ergatief geleidelijk aan vastlopen, zonder vooruitgang te kunnen boeken
    • Na rust verzandde de wedstrijd in een tam geheel. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be