• ver·wo·nen

verwonen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwonen
verwoonde
verwoond
zwak -d volledig
  1. het besteden van geld aan huisvesting, het besteden van geld aan het betalen van de huur
    • ,,Het is een schande, vindt de 69-jarige Van Belle. ,,Ik wil naar Oud-Beijerland toe omdat je daar veel meer hebt in het dorp. Dat maakt voor mij ook een hoop makkelijker. Maar omdat de huur van het appartement 71 cent meer is dan ik mag verwonen, is mij die woning geweigerd. Ik vind dit echt Nederland op zijn smalst. [2] 
    • Mensen die te weinig verwonen (gemeten naar hun inkomen) belemmeren de doorstroming in huurwoningen, waardoor lange wachtlijsten ontstaan en dat is die partijen een doorn in het oog. [3] 
52 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[4]