• ver·vro·ren
vervoeging van
vervriezen

vervroren

  1. meervoud verleden tijd van vervriezen
    • Wij vervroren. 
    • Jullie vervroren. 
    • Zij vervroren. 
vervoeging van: vervriezen…
geen verbogen vorm

vervroren

  1. voltooid deelwoord van vervriezen