(heteroniem)

  • ver·vers

[A] de vérversmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verver
vervoeging van
verversen

[B] vervérs

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verversen
    • Ik ververs. 
  2. gebiedende wijs van verversen
    • Ververs! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verversen
    • Ververs je?