verstrengelen
- ver·stren·ge·len
- afgeleid van strengelen met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verstrengelen |
verstrengelde |
verstrengeld |
zwak -d | volledig |
verstrengelen [1]
- overgankelijk door elkaar doen lopen, verward maken
- overgankelijk verenigen
1.
- Het woord verstrengelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.