Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·steer·de
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
versteren

versteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van versteren
    • Ik versteerde. 
    • Jij versteerde. 
    • Hij, zij, het versteerde. 

Verwijzingen