verspelde
- ver·spel·de
vervoeging van |
---|
verspellen |
verspelde
- enkelvoud verleden tijd van verspellen
- Ik verspelde.
- Jij verspelde.
- Hij, zij, het verspelde.
- Ik verspelde.
- verbogen vorm van verspeld, voltooid deelwoord van verspellen
vervoeging van: | verspelden… |
verspelde
- verbogen vorm van verspeld, voltooid deelwoord van verspelden
- Het woord 'verspelde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.