veroordelend
- ver·oor·de·lend
vervoeging van: | veroordelen |
verbogen vorm: | veroordelende |
veroordelend
- onvoltooid deelwoord van veroordelen
- ▸ Hij was niet veroordelend, in deze kwestie was hij niet alleen uit eigen overtuiging beginselvast, hij was ook decennialang opgevoed door zowel Ingeborg als haar beste vriendin en bovendien zijn schoonzus Christa.[1]
- Het woord veroordelend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142