• ver·maakt
  • vervoeging van vermaken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
vermaken

vermaakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermaken
    • Jij vermaakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermaken
    • Hij vermaakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vermaken
    • Vermaakt! 
vervoeging van: vermaken…
verbogen vorm: vermaakte

vermaakt

  1. voltooid deelwoord van vermaken