verkneukelen
- ver·kneu·ke·len
- In de betekenis van ‘(zich...) zich stiekem verheugen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1812 [1]
- afgeleid van kneukelen met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verkneukelen |
verkneukelde |
verkneukeld |
zwak -d | volledig |
verkneukelen
- stilletjes in je vuistje lachen vaak uit leedvermaak
- Hij verkneukelde zich al om de verbazing die zijn komst zou veroorzaken.
- Het woord verkneukelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verkneukelen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "verkneukelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ verkneukelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be