• ver·hit·te
vervoeging van
verhitten

verhitte

  1. enkelvoud verleden tijd van verhitten
    • Ik verhitte. 
    • Jij verhitte. 
    • Hij, zij, het verhitte. 
  2. aanvoegende wijs van verhitten
  1. verbogen vorm van verhit, voltooid deelwoord van verhitten

verhitte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verhit