• ver·gro·ven
  • afleiding van grof met het voorvoegsel ver-

vergroven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vergroven
vergroofde
vergroofd
zwak -d volledig
  1. grover, lomper, minder fijn of zuiver worden
  2. minder beschaafd worden
44 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[2]