• ver·doen
  • afgeleid van doen met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdoen
verdeed
verdaan
onregelmatig volledig

verdoen

  1. overgankelijk nutteloos besteden, verkwanselen, verspillen
93 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be