verbeurte
- ver·beur·te
- Naamwoord van handeling van verbeuren met het achtervoegsel -te[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verbeurte | verbeurten |
verkleinwoord |
de verbeurte m
- het als straf verliezen van bepaalde eigendommen
- ▸ Zo werd in 1751 besloten „het kopen en verkopen op zondagen en inzonderheid onder de verkondiging van des Heeren Woorden als nog strikt te verbieden, op poene dat zij die zich daar aan mochten schuldig maken telkens boven verbeurte van de verkochte goederen en waren, vervallen zullen in een boete van een pond vlaams.”[2]
- op verbeurte van: met verlies van
- Het woord verbeurte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verbeurte" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Reinald Molenaar“In de Grote Kerk te Goes zaten vrouwen gevangen” (17-07-2013), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be