verbeten
- ver·be·ten
- In de betekenis van ‘met inspanning ingehouden’ voor het eerst aangetroffen in 1605 [1]
- vervoeging van verbijten: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛi/ - /e/)
verbeten
- ingehouden met moeite
- fanatiek, met grote inspanning
vervoeging van |
---|
verbijten |
verbeten
- meervoud verleden tijd van verbijten
- Wij verbeten.
- Jullie verbeten.
- Zij verbeten.
- Wij verbeten.
- voltooid deelwoord van verbijten
- Het woord verbeten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verbeten" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "verbeten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be