verbedde
- ver·bed·de
vervoeging van |
---|
verbedden |
verbedde
- enkelvoud verleden tijd van verbedden
- Ik verbedde.
- Jij verbedde.
- Hij, zij, het verbedde.
- Ik verbedde.
vervoeging van: | verbedden… |
verbedde
vervoeging van |
---|
verbedden |
verbedde
- aanvoegende wijs van verbedden
- Het woord 'verbedde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.