Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ven·del·zwaait
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vendelzwaaien

vendelzwaait

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vendelzwaaien
    • Jij vendelzwaait. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vendelzwaaien
    • Hij vendelzwaait. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vendelzwaaien
    • Vendelzwaait! 
    • De Hoogstraatse vendeliers De Gelmelzwaaiers vertrekken op 21 maart voor een tiendaagse rondreis door Qatar. De groep was al te gast in 33 verschillende landen. Voor bezieler Jos Van den Kieboom, die al vijftig jaar vendelzwaait, is de reis een kroon op zijn werk. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen