• vast·zui·gen

vastzuigen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vastzuigen
zoog vast
vastgezogen
klasse 2 volledig
  1. door een zuigende kracht vasthechten
    • Zijn dikke hoofd is als het ware in de modder vastgezogen en zijn ledematen liggen alle kanten op. Vlak naast hem ziet Albert de ander liggen, Louis Thérieux. Ook hij zit voor een deel onder de modder, maar hij heeft zich opgerold en lijkt zo een beetje op een foetus. Het is aangrijpend dat hij zo jong en dan in die houding moest sterven... [2] 
    • „We zijn uitgegaan van twee en half kilo per vierkante meter”, zegt directeur Jasper Eppingbroek van JEP Kunstgras. „Het kunstgras moet zich vastzuigen aan het beton. Het moet niet meer kunnen wringen.” [3] 



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
  3. Tubantia 16-10-09 Kunstgras busbaan verpakt in 3000 kilo lijm