Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • valt om·hoog
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omhoogvallen

valt (...) omhoog

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhoogvallen
    • Jij valt omhoog. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhoogvallen
    • Hij valt omhoog. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omhoogvallen
    • Valt omhoog! 

Gangbaarheid