valt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- valt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vallen |
valt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vallen
- Jij valt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vallen
- Hij valt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vallen
- Valt!
Turks
Zelfstandig naamwoord
valt