uitschenen
- Geluid: uitschenen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈœytsxenə(n) / (3 lettergrepen)
- uit·sche·nen
- uitscheen met de uitgang -en
vervoeging van |
---|
uitschijnen |
uitschenen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitschijnen
- ...dat wij uitschenen.
- ...dat jullie uitschenen.
- ...dat zij uitschenen.
- ...dat wij uitschenen.
- Het woord uitschenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.