Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
- [2] trunks

Zelfstandig naamwoord

trunks mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord trunk
  2. alleen meervoud zwembroek, sportbroekje, onderbroek

Werkwoord

trunks

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) trunk