tremuleren
- Geluid: tremuleren (hulp, bestand)
- tre·mu·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘een tremolo uitvoeren’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
- afgeleid van het Franse trémuler (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tremuleren |
tremuleerde |
getremuleerd |
zwak -d | volledig |
tremuleren [4]
- inergatief tremolo (met vibratie, een triltoon) doen horen, vibreren
- Het woord tremuleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "tremuleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ tremuleren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).