tref
- tref
vervoeging van |
---|
treffen |
tref
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treffen
- Ik tref.
- gebiedende wijs van treffen
- Tref!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treffen
- Tref je?
- Het woord tref staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tref" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tref | trefydd |
tref v