• tra·gisk
  • Afkomstig van het Duitse woord tragisch, dat van het Griekse woord tragikos komt.
  • Afgeleid van het Noorse naamwoord tragikk met het achtervoegsel -isk.

tragisk

  1. tragisch
    «Ekspedisjonen skulle forsøke å finne ut mer om omstendighetene rundt Roald Amundsens tragiske endelikt i 1928.»
    De expeditie zal proberen meer over de omstandigheden van het tragische einde van Roald Amundsen in 1928 uit te vinden.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud tragisk mer tragisk mest tragisk
o enkelvoud tragisk
meervoud tragiske
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
tragiske mer tragisk mest tragiske



  • tra·gisk
  • Afkomstig van het Duitse woord tragisch, dat van het Griekse woord tragikos komt.
  • Afgeleid van het Nynorske naamwoord tragikk met het achtervoegsel -isk.

tragisk

  1. tragisch
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud tragisk meir tragisk mest tragisk
o enkelvoud tragisk
meervoud tragiske
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
tragiske meir tragisk mest tragiske