Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
towel towels

Zelfstandig naamwoord

towel

  1. handdoek
    «Do you need a towel
    Heb je een handdoek nodig?
vervoeging
onbepaalde wijs to  towel 
he/she/it  towels 
verleden tijd  toweled 
voltooid
deelwoord
 toweled 
onvoltooid
deelwoord
 toweling 
gebiedende wijs  towel 

Werkwoord

towel

  1. afdrogen
    «He got out of the shower and toweled himself dry.»
    Hij kwam uit de douche en droogde zichzelf af.