Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toi·let·plant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toiletplant toiletplanten
verkleinwoord toiletplantje toiletplantjes

Zelfstandig naamwoord

de toiletplantv / m

  1. een op de oever van een waterloop groeiende plant die ontkiemd is uit zaad dat via menselijke ontlasting en het riool daar terecht gekomen is