• tin·ken
  • klanknabootsing [1]

tinken [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tinken
tinkte
getinkt
zwak -t volledig
  1. slagduitje spelen (een spel waarbij men een cent tegen een muur laat kaatsen met de bedoeling dat ze zo dicht mogelijk bij een andere munt komt te liggen)
6 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[3]