tingeling
- tin·ge·ling
- Naamwoord van handeling van tingelen met het achtervoegsel -ing
tingeling [1]
- geluid dat een bel of kleine klok maakt; geluid van de bel van een tram
- Tingelingeling, daar komt-ie aan. Omdat na drie jaar eindelijk tram 4 weer door de Utrechtsestraat rijdt, is er alle rede voor een feestje in de Amsterdamse winkelstraat. Op zaterdag 29 september wordt de shoppingnight 'Utrechtsestraat Open' georganiseerd. [2]
- Het woord tingeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tingeling" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf WOODY SWARTE 08 nov. 2012 Utrechtsestraat viert terugkomst tram 4
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be