thuiskapper
- Geluid: thuiskapper (hulp, bestand)
- thuis·kap·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuiskapper | thuiskappers |
verkleinwoord | thuiskappertje | thuiskappertjes |
de thuiskapper m
- (beroep) iemand die bij mensen thuis beroepsmatig de kapsels van mensen verzorgt
- Het woord thuiskapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.