tepelplakkers
- Geluid: tepelplakkers (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtepəlˌplɑkərs / (4 lettergrepen)
- te·pel·plak·kers
- tepelplakker zn met de uitgang -s
de tepelplakkers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tepelplakker
- ▸ Ik neem aan dat ik dankbaar moet zijn dat het een fatsoenlijke striptent was, waar de meisjes tepelplakkers en strings droegen, want Julie had alles gedaan wat Felix vroeg.[1]
- Het woord 'tepelplakkers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Laura Lippman (vert. Mariëtte van Gelder)“Als ik weg ben: vijf vrouwen een verdwijning een moord” (2015), Meulenhoff Boekerij B.V., Amsterdam, ISBN 9789402302646, hfst. 7 maart 2012