tegenstribbelende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·gen·strib·be·len·de
Werkwoord
vervoeging van: | tegenstribbelen |
tegenstribbelende
- verbogen vorm van tegenstribbelend, het onvoltooid deelwoord van tegenstribbelen
Bijvoeglijk naamwoord
tegenstribbelende
- verbogen vorm van de stellende trap van tegenstribbelend