targets
- tar·gets
- target met uitgang -s
de targets mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord target
- ▸ Maar na een week in de woestijn en 5.000 dollar lichter, zit je vaak gewoon weer op maandagochtend op kantoor in een vergadering over targets.[1]
- Het woord targets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
targets mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord target
targets
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) target