• tap·pe·lings

tappelings

  1. in grote stromen; in straaltjes; als uit een tap of kraan
     Langs zijn van kruitdamp zwart geworden gezicht liep het zweet tappelings neer.[3]
     Ik moest denken aan dat omaatje uit Amsterdam-Noord dat onderlaatst in deze rubriek langskwam. Ooit woonde ze in een gezellige buurt, nu is die volledig verkleurd. In haar flat van veertig woningen is ze de enige autochtoon. Ze heeft meegemaakt dat het bloed van de geslachte schapen tijdens de ramadan tappelings van de balkons afdroop.[4]