taje

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tajać


vervoeging van
tajar

taje

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tajar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tajar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tajar


  • ta·je

taje

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord tát

taje

  1. genitief enkelvoud van taj
  2. nominatief meervoud van taj
  3. accusatief meervoud van taj
  4. vocatief meervoud van taj