suppleren
- sup·ple·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
suppleren |
suppleerde |
gesuppleerd |
zwak -d | volledig |
suppleren
- overgankelijk een toevoeging verstrekken
- Veel mensen suppleren hun dagelijkse inname aan vitamines met pillen.
1. een toevoeging verstrekken
- Het woord suppleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "suppleren" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be