stunten
- stun·ten
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunstvliegen’ voor het eerst aangetroffen in 1936 [1]
- Afgeleid van stunt met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stunten |
stuntte |
gestunt |
zwak -t | volledig |
stunten
- het uitvoeren van een ongewone en moeilijke fysieke prestatie
- Het woord stunten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stunten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "stunten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be