• stun·ten
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunstvliegen’ voor het eerst aangetroffen in 1936 [1]
  • Afgeleid van stunt met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stunten
stuntte
gestunt
zwak -t volledig

stunten

  1. het uitvoeren van een ongewone en moeilijke fysieke prestatie
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]