stulpen
- stul·pen
- In de betekenis van ‘een stulp plaatsen over’ voor het eerst aangetroffen in 1357 [1]
- afgeleid van stulp met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stulpen |
stulpte |
gestulpt |
zwak -t | volledig |
- een stulp plaatsen over
de stulpen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord stulp
- Het woord stulpen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stulpen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "stulpen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ stulpen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be