stopte af
- stop·te af
vervoeging van |
---|
afstoppen |
stopte af
- enkelvoud verleden tijd van afstoppen
- Ik stopte af.
- Jij stopte af.
- Hij, zij, het stopte af.
- Ik stopte af.
- Het woord stopte af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.