Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ste·ven·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afstevenen

stevende af

  1. enkelvoud verleden tijd van afstevenen
    • Ik stevende af. 
    • Jij stevende af. 
    • Hij, zij, het stevende af. 


Gangbaarheid