Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sterf·te·piek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sterftepiek sterftepieken
verkleinwoord sterftepiekje sterftepiekjes

Zelfstandig naamwoord

de sterftepiekv / m

  1. (medisch) een kortstondige sterke toename van sterftegevallen
    • De griep zorgt jaarlijks voor een sterftepiek in het eerste kwartaal van een jaar.