Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·pelt op·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opeenstapelen

stapelt (...) opeen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeenstapelen
    • Jij stapelt opeen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeenstapelen
    • Hij stapelt opeen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opeenstapelen
    • Stapelt opeen!