squashen
- squa·shen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
squashen |
squashte |
gesquasht |
zwak -t | volledig |
squashen
- inergatief, (sport) beoefenen van squash
- Ik ga na het werk een uurtje squashen.
- Het woord squashen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "squashen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be