spur
- VS: /spɝ/
- VK: /spɜː/
- Audio (US) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
spur | spurs |
spur
- (paardrijden) spoor; scherp voorwerp, vaak een getand wieltje aan de hiel van de rijder
- (beschrijvende plantkunde) spoor; hol uitsteeksel aan de voet van een kelkblad, kroonblad of vergroeide kroon
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to spur |
he/she/it | spurs |
verleden tijd | spurred |
voltooid deelwoord |
spurred |
onvoltooid deelwoord |
spurring |
gebiedende wijs | spur |
spur
- aansporen, de sporen geven
- teweegbrengen, op gang brengen
spur