Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spreek voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorspreken

spreek (...) voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken
    • Ik spreek voor. 
  2. gebiedende wijs van voorspreken
    • Spreek voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorspreken
    • Spreek je voor?