Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spij·zi·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van spijs met het achtervoegsel -ig
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spijzigen
spijzigde
gespijzigd
zwak -d volledig

Werkwoord

spijzigen

  1. overgankelijk van een maaltijd voorzien
    • Zij werden er gespijzigd en gelaafd. 

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be