• spic·ca·to
  • uit het Italiaans [1]

spiccato

  1. (muziek) manier van spelen op een strijkinstrument waarbij de strijkstok als het ware op de snaar stuitert
     Dat arrangement is geslaagd (het kwintet lijkt zelfs aan dramatische lading te hebben gewonnen), behalve in een van de variaties van het eerste deel waar de hobo een spiccato imiteert, wat eerder als zuigen dan als blazen klinkt.[2]
19 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[3]
  1. spiccato op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Jaco Mijnheer
    “Werken van Mozart door Pauline Oostenrijk (hobo) en het Utrecht String Quartet” (11 december 2003), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be