• spet·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spetten
spette
gespet
zwak -t volledig

spetten

  1. ergatief in kleine druppeltjes neervallen of uit elkaar bewegen
    • De regen spet op mijn balkon. 
  2. inergatief kleine druppeltjes uit elkaar laten vliegen
    • Goede boter spet bij het braden minder. 

de spettenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord spet
vervoeging van
spetten

spetten

  1. meervoud verleden tijd van spetten
    • Wij spetten. 
    • Jullie spetten. 
    • Zij spetten. 
63 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be