spetten
- spet·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spetten |
spette |
gespet |
zwak -t | volledig |
spetten
- ergatief in kleine druppeltjes neervallen of uit elkaar bewegen
- De regen spet op mijn balkon.
- inergatief kleine druppeltjes uit elkaar laten vliegen
- Goede boter spet bij het braden minder.
de spetten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spet
vervoeging van |
---|
spetten |
spetten
- meervoud verleden tijd van spetten
- Wij spetten.
- Jullie spetten.
- Zij spetten.
- Wij spetten.
- Het woord spetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spetten" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be