• som·mar·fug·lar
2, 3 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief           sommarfuglar     sommarfuglane  

sommarfuglar, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van sommarfugl
  2. (vlinders) orde vlinders, Lepidoptera  
  3. (figuurlijk) Lepidoptera  , een tintelend of kriebelig gevoel in de buik hebben, verliefd zijn.
  • [2]: ha sommerfuglar i magen
vlinders in de buik hebben